Licht uit, spot aan
Het is 22 maart. Ik loop een theaterzaal in en ga op de eerste rij op een voor mij gereserveerde stoel zitten. Langzaam vult de zaal zich met collega’s.
Enkele rijen achter me nemen mijn directe collega-studieadviseurs plaats en ik ben dankbaar voor hun aanwezigheid. Die geeft me moed. Langzaam vult ook de eerste rij zich. Vooral hoogleraren nemen plaats.
Het is 22 maart. Ik loop een theaterzaal in en ga op de eerste rij op een voor mij gereserveerde stoel zitten. Langzaam vult de zaal zich met collega’s. Enkele rijen achter me nemen mijn directe collega-studieadviseurs plaats en ik ben dankbaar voor hun aanwezigheid. Die geeft me moed. Langzaam vult ook de eerste rij zich. Vooral hoogleraren nemen plaats.
Precies op het afgesproken tijdstip neemt de decaan het woord en gaan we van start: onze faculteit staat voor een onderwijsvernieuwing waarbij vooral het minorstelsel aangepakt zal worden. Docenten zijn uitgenodigd om vandaag hun idee kort te pitchen. Vervolgens zullen via een heel traject 10 voorstellen geselecteerd en uitgewerkt worden. Omdat ik vind dat ik met tien jaar ervaring als studieadviseur en talloze gespreken met studenten ook best een inhoudelijk goed idee kan hebben, heb ik ook een voorstel geschreven.
Een voor een passeren de voorstellen in 2 minuten de revue. Met elke collega die de microfoon grijpt voel ik mijn hartslag omhoog gaan. Straks ben ik aan de beurt. Overleef ik het wel? Wat zullen ze van mijn idee vinden? Ik heb me niet volledig aan de opdracht gehouden. Wil ik het nog wel…. En dan sta ik in de volle schijnwerpers en vertel kort mijn idee. Complete stilte. Geheel conform de afspraak om alles vlot door te laten lopen.
Na afloop sta ik bij een tafeltje en kunnen collega’s vragen komen stellen. Ik sta erg lang alleen en zie wel dat mijn ‘tegenstanders’ aardig wat aanloop krijgen. De onzekerheid komt op, ik wil het voor gezien houden precies op het moment dat er twee docenten enthousiast naar me toe komen. Geweldig! Of ze mee mogen doen. Precies waar zij ook aan dachten maar geen vorm konden geven in de twee weken die er was tussen de ‘call for papers’ en de pitch.
De dagen die volgen krijg ik van docenten in de wandelgangen reacties. Dat ik vaker voor groepen moet staan, dat het een goed idee is, een creatieve insteek, maar ook dat het weinig wetenschappelijk is. De weken daarna lijken ineens een gekkenhuis. Een beleidsmedewerker heeft voorstellen aan elkaar gekoppeld, mensen zijn niet tevreden, kunnen zich er niet altijd in vinden. Ik heb de opdracht gekregen docenten bereid te vinden en mijn voorstel uit te werken.
Precies op de deadline lever ik mijn minor ‘Beleid, organisatie en advisering’ in. Na een adviescommissie buigen de hoogleraren, studieverenigingen en medezeggenschapsorganen zich er nog over. Van de 24 oorspronkelijke ideeën zijn er 19 ingediend. Slechts 10 halen de eindstreep.
Of mijn minor vanaf collegejaar 2020/2021 aangeboden zal worden, is nog even afwachten, maar mijn voornaamste doel is bereikt. Ik wilde laten zien dat studieadviseurs inhoudelijk meer kunnen betekenen voor een opleiding of een faculteit. Wij zijn een gesprekspartner voor opleiding, faculteit en universiteit die te vaak over het hoofd gezien wordt, terwijl we echt wel het verschil zouden kunnen maken. Al is er soms wat durf voor nodig om het juiste podium te betreden en de spotlights op te zoeken.
Reacties
Meepraten? Plaats een reactie!